Samen verschillend
Bouwen aan zelfvertrouwen
Van kleins af aan
respect voor de autonomie
We geven kinderen de ruimte om zelf oplossingen te vinden, keuzes te maken, eigen ideeën in te brengen en dingen zelf te doen. We hebben respect voor de autonomie. We geloven in de kracht van ieder kind en geven ze een stem. Ook als ze nog niet zelf kunnen praten. Wij geven dan woorden aan dat wat we zien en controleren of we een kind goed begrepen hebben.
Bij ons mag iedereen zichzelf zijn. We praten mét elkaar en niet óver elkaar. We zijn nieuwsgierig naar elkaars achtergrond en hebben een open blik. Zo kunnen we ons makkelijker in elkaar verplaatsen. We helpen kinderen onze diverse wereld met respect te ontdekken. En we geven daarbij het goede voorbeeld. Zien we dat er vooroordelen zijn, pestgedrag of uitsluiting? Dan stellen we grenzen en volgen we ons beleid ‘omgaan met pestgedrag’. Zien kinderen verschillen tussen zichzelf en een ander kind? Dan is er altijd ruimte voor nieuwsgierige vragen. We beantwoorden die graag. We geven ruimte aan feesten vanuit verschillende culturen en op verjaardagen is de jarige het middelpunt. Zo laten we zien dat iedereen erbij hoort.
Als kinderen ouder zijn, laten we ze meedenken. Bijvoorbeeld over de activiteiten of over de vraag welk materiaal we gaan aanschaffen. Kinderen die mogen meebeslissen en hun eigen ideeën in kunnen brengen, krijgen meer zelfvertrouwen. Ze ervaren dat er ook met hen rekening wordt gehouden. Dat betekent niet dat ze altijd hun zin krijgen. Maar wel dat we luisteren en rekening houden met elkaar. We noemen dit kinderparticipatie. Op de bso bedenken we samen de spelregels van de groep. Hierdoor leren kinderen rekening te houden met anderen. Ook leren ze normen en waarden eigen te maken. Dat vormt hun innerlijke kompas, hun geweten.
Het begint al bij de baby’s. Zij krijgen de ruimte om te oefenen in hun eigen tempo. Dreumesen kunnen zelf speelgoed uit de kast pakken en peuters laten we zelf hun broodbeleg kiezen. Onderhandelen en omgaan met teleurstellingen hoort daar ook bij. Als dat nog niet zo goed lukt, helpen we de kinderen door op een positieve manier uit te leggen waarom iets wel of niet lukt of kan.
We geven alle kinderen een stem en de ruimte om zichzelf te zijn
Speelveld
Hoe we dat doen?
Baby’s kunnen we het beste volgen als we bij hen op de grond zitten. We observeren zo van dichtbij de bewegingen en gezichtsuitdrukking van elke baby. We luisteren ook goed naar hun geluidjes. Daardoor zien we hun behoefte en interesse, waar we vervolgens op kunnen inspelen. Dat doen we door contact te maken en iets nieuws toe te voegen- te verrijken- bijvoorbeeld door met een bal te rollen om de baby uit te dagen ernaar toe te kruipen. Of een speeltje net buiten de reikwijdte van de baby te leggen, om zo het omrollen te stimuleren.
Dreumesen zoeken steeds veilig en vertrouwd contact bij hun eerste voorzichtige ontdekkingstochten door de groepsruimte of de tuin. Ook op deze leeftijd blijven we goed in de buurt en maken contact. Binnen de grenzen van de ruimte bepalen zij zelf op welke afstand zij zich nog veilig voelen. Je ziet ze regelmatig kijken op welke afstand ze zijn en contact maken. Dit ‘vraagkijken’ doen dreumesen als ze zich even onzeker voelen of als zij ervaringen willen delen. ‘Zie je mij?’, ‘Mag dit?’ of ‘Zie jij wat ik zie?’ Vanuit dat veilige gevoel kan een dreumes allerlei materialen en plekken op de groep ontdekken en onderzoeken. We spelen ook mee en helpen kinderen als het nog niet lukt. Maar eerst laten we ze vooral zelf proberen.
Peuters en kleuters experimenteren graag. Zij zoeken steeds nieuwe ervaringen en leren door te doen. Op die momenten laten we de kinderen ongestoord spelen, terwijl wij observeren. Zo verzamelen we informatie over de ontwikkeling van de kinderen, over hun belangstelling of over de manier waarop ze samenspelen. Op deze leeftijd vinden kinderen het soms fijn om al wat langer uit het zicht te spelen. Maar ze hebben ook aandacht nodig voor hun spel en de uitdagingen die ze daarbij tegenkomen. We zijn daarom beschikbaar, maar soms wat meer op afstand. Kinderen die niet of moeilijk tot spel komen, stimuleren we door samen iets te kiezen. We spelen dan even met ze mee of koppelen het kind aan een ander kind met dezelfde interesse. Op andere momenten is onze rol actiever. Dan verrijken we het spel door mee te doen en door vragen te stellen. ‘Voor wie zijn jullie die taart aan het maken?’ Of iets nieuws toe te voegen: vragen waardoor kinderen aan het denken worden gezet of tot ontdekkingen komen. ’Oeps, we willen naar buiten, maar het regent. Wat hebben we nodig om buiten te spelen in de regen?’
Kinderen van 7 tot 9 jaar gaan meer rationeel en logisch nadenken. Ze willen meer kennis opdoen en hebben allerlei vragen. Ook kunnen ze zich al beter verplaatsen in de ander. Ze zijn meer gericht op leeftijdsgenootjes dan op volwassenen en vriendschappen worden steeds belangrijker. Op deze leeftijd willen kinderen er graag bij horen en oefenen ze met hun rol in de groep. Ze worden steeds zelfstandiger en daarmee verandert onze rol ook. Wij blijven wat vaker op afstand. En soms nemen we wat meer de leiding.
Kinderen van 10 tot 12 jaar gaan meer en meer op zoek naar hun eigen identiteit. Ze vragen zich af: wat wil ík en wie bén ik? De wereld om hen heen wordt steeds groter en de zoektocht naar een eigen plek in deze wereld hoort daarbij. We praten over van alles en gaan moeilijke onderwerpen niet uit de weg. Kinderen leren dan een eigen mening te vormen en begrip en respect te hebben voor de verschillen. In deze periode stellen wij ons op als coach, inspirator, mentor en adviseur. We werken met humor en af en toe een knipoog.
Verwerken en vervelen
Verkennen, verbinden en verrijken
Flow
Speelruimte
Zone van naaste ontwikkeling
stimuleren van ontwikkeling
We laten de kinderen zoveel mogelijk zelf bepalen wat ze willen ontdekken. En wat, hoe, waarmee en met wie ze spelen. Want je leert het makkelijkst als je lekker in je vel zit en iets doet waar je plezier in hebt. Als je jezelf een beetje uitdaagt. Spelenderwijs leren dus!
Om alles wat je hebt geleerd te kunnen verwerken, is het onmisbaar om je af en toe te ontspannen, te lummelen of je even te vervelen. Daardoor krijgen je hersenen rust. Door niet altijd meteen in te grijpen als kinderen zich vervelen, stimuleren we hun eigen creativiteit. Nieuwe ideeën ontstaan dan vanzelf!
We geven kinderen de ruimte om zelf te ontdekken. Door hun spel goed te blijven volgen, naar hun gezichtsuitdrukking te kijken en te luisteren naar hun stemgeluid, zien we of het nodig is om te helpen. We bewegen mee met de situatie: we doen mee óf juist een stapje terug om te kijken wat er gebeurt. Hoe ouder kinderen worden – op de bso bijvoorbeeld - hoe meer we op afstand blijven tijdens spel. Toch blijven we altijd in de buurt.
Als we ze genoeg tijd en ruimte geven, geven we kinderen de kans om soms hélemaal in hun spel op te gaan. Dat noemen we hoge spelbetrokkenheid of flow. In hun flow hebben kinderen zo veel aandacht voor waar zij mee bezig zijn, dat ze de wereld om zich heen vergeten. Ze doen wat ze al zelf kunnen en dagen zichzelf uit om nét iets verder te gaan dan dat. Deze mentale staat zien we bij kinderen heel graag, want hier komen plezier en ontwikkeling samen. In flow krijgen kinderen vaak nieuwe inzichten. Leren gaat dan razendsnel.
We zijn in de buurt en houden contact. Beschikbaar zijn noemen we dat. We observeren goed en volgen het spel van de kinderen. Zo zien we waar hun ontwikkelkansen liggen. Een steuntje in de rug of een aanmoediging om het nog eens te proberen op precíes het goede moment, kan het verschil maken. Wij verrijken hun spel dan door ze iets aan te bieden dat ze verder helpt. Bijvoorbeeld door een vraag te stellen of door het juiste spelmateriaal toe te voegen.
Ontwikkelkansen ontstaan vooral in het gebied tussen dat wat een kind al zelf kan en dat wat een kind nog net níet zelf kan. Dit gebied noemen we de zone van naaste ontwikkeling: hier moedigen wij kinderen aan om een stapje verder te zetten.
We volgen, verbinden en verrijken
Speelruimte en spelregels
structureren en grenzen stellen
Elke dag hetzelfde liedje. Het klinkt een beetje saai misschien. Maar we weten dat herhaling heel goed werkt voor kinderen, net als rituelen. Dat biedt structuur. Hoewel elke dag natuurlijk anders is, houden we dus wel van een vast dagritme. Lees hierover meer bij programma en activiteiten.
We geven kinderen veel speelruimte. Daar horen natuurlijk ook spelregels bij. We geven ze de vrijheid om zelf initiatief te nemen, maar nemen ook de leiding als dat moet. We begrenzen gedrag waar nodig, maar straffen niet. Als kinderen elkaar pijn doen, buitensluiten of pesten, zijn we wel stellig. We volgen dan ons beleid ‘omgaan met pestgedrag’. We praten met elkaar over wat er gebeurd is, kijken naar wat er goed gaat en geven kinderen daar complimentjes over. Zijn ze de regels even vergeten? Dan herinneren we ze er op een vriendelijke en rustige manier aan.
Spelregels, structuur en grenzen geven kinderen houvast. Zo weten ze waar ze aan toe zijn. Dat maakt de dagen voorspelbaar en zorgt voor emotionele veiligheid. Daardoor krijgen ze meer zelfvertrouwen. Ook leren ze hierdoor hun gedrag te reguleren. Ze ontwikkelen hun normen en waarden en hun geweten. Op het vaste ritme blijven we natuurlijk variëren, want we ontdekken graag wat nieuws en kijken goed naar de behoeften van de groep en de individuele kinderen.
We bieden een duidelijk speelveld
Met onze interactievaardigheden werken we continu aan onze stevige pedagogische basis en geven we invulling aan de vier pedagogische basisdoelen. Interactie is een investering in de toekomst. Hierdoor kunnen kinderen vol vertrouwen en met veerkracht meedoen en leren zij bijdragen aan de wereld om hen heen. Nu en later.
Over onze interactie met kinderen
sensitieve responsiviteit
Wij zijn een veilige haven voor kinderen. We zijn altijd in de buurt om je kind te troosten, richting te geven en te steunen. We praten positief en liefdevol. En we kijken vol belangstelling naar de kinderen. We geven ze emotionele ondersteuning. We noemen dat sensitieve responsiviteit. Dat is onze basishouding. We reageren als kinderen contact willen maken, met of zonder woorden. Soms is een glimlach, een knuffel of oogcontact al genoeg om weer verder te spelen. Of de simpele vraag hoe hun schooldag is geweest. Zo voelen alle kinderen zich gehoord en gezien.
We zorgen dat ieder kind zich gehoord en gezien voelt
Onze professionals zijn de beste als het gaat om het omgaan met kinderen. Met de zes interactievaardigheden zorgen ze ervoor dat ieder kind zich gezien en gehoord voelt.
Interactie
met kinderen
Jong geleerd, is oud gedaan
Begeleiden en stimuleren
interacties begeleiden
De grote meerwaarde van kinderopvang is dat er andere kinderen zijn. Het is een soort maatschappij in het klein. Er zijn andere kinderen en volwassenen met andere achtergronden, talenten, karakters, behoeften en interesses. Kinderen kunnen er oefenen met alles wat je nodig hebt om mee te doen in een democratische samenleving.
Het begeleiden van interacties begint al bij de baby’s. Vanaf een half jaar herkennen zij al andere kinderen in de groep. We leggen ze bij elkaar, zodat ze naar elkaar kunnen kijken, op elkaar kunnen reageren en veiligheid bij elkaar vinden.
Dreumesen en jonge peuters trekken graag met elkaar op, maar spelen vooral kort samen of naast elkaar. Echt delen is nog lastig. Soms vinden ze het spannend om zelf initiatief te nemen of begrijpen ze elkaar nog niet zo goed. Dan helpen we ze om met elkaar te praten of een spelletje met elkaar te doen. Zoals overrollen met een bal of elkaars namen oefenen. Dat is niet alleen leuk, het verbindt ook. We laten een dreumes soms helpen bij het voeden van een baby. En als we naar buiten gaan, helpen de oudere kinderen de jongere kinderen met het aantrekken van hun jas. Zo leren we kinderen elkaars signalen op te pikken.
In de oudere peuter- en kleuterfase gaan kinderen steeds meer mét elkaar spelen, in plaats van naast elkaar. Een meningsverschil, conflict of kleine ruzie hoort daar soms bij. Omdat ze speelgoed soms toch moeten delen en je nu eenmaal niet altijd je zin kan krijgen. Niet erg, dat gebeurt in het volwassen leven ook. Als het moeizaam gaat, kijken we eerst of ze het zelf op kunnen lossen. Zo niet, dan helpen we bij het onderhandelen en het weer goedmaken. Een beetje hulp bij het onder woorden brengen van emoties, ideeën en verlangens kan al een groot verschil maken. Zo ervaren kinderen dat ze invloed hebben en worden gezien en gehoord. Dat helpt ze later sterker in hun schoenen te staan.
Oudere kinderen voelen zich vaak aangetrokken tot kinderen met dezelfde interesses. Ze gaan samen skaten, voetballen of creatief aan de slag. We coachen, inspireren en adviseren de kinderen in deze fase. We laten het initiatief meer bij de kinderen en kijken goed of ze onze begeleiding nodig hebben.
Luisteren, je mening geven, omgaan met weerstand en verschillende ideeën, probleemoplossend denken, samenwerken en keuzes maken. Maar ook voor elkaar zorgen. In de groep kunnen kinderen verschillende rollen spelen en uitproberen. Zo leren ze zichzelf, hun eigen talenten en interesses goed kennen. Onze pedagogisch medewerkers zorgen voor de goede omstandigheden waarin kinderen met elkaar kunnen spelen. Ze begeleiden kinderen hier ook bij. Zo voelen ze zich veilig bij elkaar en leren ze positieve relaties op te bouwen. Ze helpen kinderen elke dag om contact met elkaar te leggen. We leren kinderen dat iedereen erbij hoort en dat elke mening telt.
We helpen kinderen met elkaar omgaan
Woordenschat
Baby’s
Dreumesen
Peuters en kleuters
Taalontwikkeling van 0-4 jaar
Een prachtige kans voor écht contact
Woorden aan je gevoel
praten en uitleggen
We communiceren de hele dag door met kinderen, hoe jong ze ook zijn. Door veel met ze te praten, uit te leggen en goed te luisteren, geven we ze de gelegenheid om hun wereld en gevoel te leren begrijpen.
Zelfbesef
Om kinderen te helpen met hun zelfbesef, kiezen we ervoor om onszelf ‘ik’ te noemen in plaats van onze eigen naam in de derde persoon. We stimuleren de kinderen dat ook te doen, waardoor ze het verschil tussen ’ik’ en ‘jij’, ‘wij’ en ‘jullie’ leren kennen. Ze leren al vroeg kloppende zinnen te maken in de Nederlandse taal. En het helpt ze begrijpen hoe een groep in elkaar zit.
Één op één momenten zijn ook een prachtige kans om contact te maken en een band op te bouwen. We nemen daar dus de tijd voor. Bij het verschonen benoemen we bijvoorbeeld wat we doen, geven we woorden aan wat we zien en spelen we in op waar een baby op dat moment aandacht voor heeft. We gebruiken rustige bewegingen bij het oppakken, neerleggen en verzorgen. Volop kans op vertrouwen krijgen in elkaar. En goed voor de taalontwikkeling.
Tip: in ons magazine Babytijd staat een interessant artikel over echt contact tijdens verzorgingsmomenten.
Door te praten, veel voor te lezen en liedjes te zingen leren kinderen de klanken van onze taal kennen en straks ook te gebruiken én begrijpen. Dit is bij ons een vast onderdeel van de dag. Daardoor kunnen ze nu én later makkelijker contact maken en voor zichzelf opkomen. We hebben boeken met verhalen, maar ook met alleen plaatjes. We benoemen wat we zien, laten de kinderen iets aanwijzen of doen samen dierengeluiden na. Lees meer over taalontwikkeling bij de bouwsteen Podium & Expressie.
Ze leren woorden te koppelen aan gebeurtenissen. Dat maakt het makkelijker zich uit te drukken, duidelijk te maken wat ze zien, bedoelen, willen en voelen. Dit is belangrijk, want als je je gezien en gehoord voelt, voel je je veilig en vertrouwd. We benoemen wat er gebeurt, wat we zien én wat we doen. Op een rustige manier, zodat kinderen de tijd hebben om de informatie te verwerken. Het zorgt ervoor dat ze hun gevoel – als ze eenmaal kunnen praten – met woorden kunnen uiten. Zodra praten een beetje lukt, dagen we ze ook uit om met woorden te communiceren met ons én met leeftijdsgenootjes.
We gebruiken heldere taal
Jong geleerd, is oud gedaan
Begeleiden en stimuleren
interacties begeleiden
De grote meerwaarde van kinderopvang is dat er andere kinderen zijn. Het is een soort maatschappij in het klein. Er zijn andere kinderen en volwassenen met andere achtergronden, talenten, karakters, behoeften en interesses. Kinderen kunnen er oefenen met alles wat je nodig hebt om mee te doen in een democratische samenleving.
Het begeleiden van interacties begint al bij de baby’s. Vanaf een half jaar herkennen zij al andere kinderen in de groep. We leggen ze bij elkaar, zodat ze naar elkaar kunnen kijken, op elkaar kunnen reageren en veiligheid bij elkaar vinden.
Dreumesen en jonge peuters trekken graag met elkaar op, maar spelen vooral kort samen of naast elkaar. Echt delen is nog lastig. Soms vinden ze het spannend om zelf initiatief te nemen of begrijpen ze elkaar nog niet zo goed. Dan helpen we ze om met elkaar te praten of een spelletje met elkaar te doen. Zoals overrollen met een bal of elkaars namen oefenen. Dat is niet alleen leuk, het verbindt ook. We laten een dreumes soms helpen bij het voeden van een baby. En als we naar buiten gaan, helpen de oudere kinderen de jongere kinderen met het aantrekken van hun jas. Zo leren we kinderen elkaars signalen op te pikken.
In de oudere peuter- en kleuterfase gaan kinderen steeds meer mét elkaar spelen, in plaats van naast elkaar. Een meningsverschil, conflict of kleine ruzie hoort daar soms bij. Omdat ze speelgoed soms toch moeten delen en je nu eenmaal niet altijd je zin kan krijgen. Niet erg, dat gebeurt in het volwassen leven ook. Als het moeizaam gaat, kijken we eerst of ze het zelf op kunnen lossen. Zo niet, dan helpen we bij het onderhandelen en het weer goedmaken. Een beetje hulp bij het onder woorden brengen van emoties, ideeën en verlangens kan al een groot verschil maken. Zo ervaren kinderen dat ze invloed hebben en worden gezien en gehoord. Dat helpt ze later sterker in hun schoenen te staan.
Oudere kinderen voelen zich vaak aangetrokken tot kinderen met dezelfde interesses. Ze gaan samen skaten, voetballen of creatief aan de slag. We coachen, inspireren en adviseren de kinderen in deze fase. We laten het initiatief meer bij de kinderen en kijken goed of ze onze begeleiding nodig hebben.
Luisteren, je mening geven, omgaan met weerstand en verschillende ideeën, probleemoplossend denken, samenwerken en keuzes maken. Maar ook voor elkaar zorgen. In de groep kunnen kinderen verschillende rollen spelen en uitproberen. Zo leren ze zichzelf, hun eigen talenten en interesses goed kennen. Onze pedagogisch medewerkers zorgen voor de goede omstandigheden waarin kinderen met elkaar kunnen spelen. Ze begeleiden kinderen hier ook bij. Zo voelen ze zich veilig bij elkaar en leren ze positieve relaties op te bouwen. Ze helpen kinderen elke dag om contact met elkaar te leggen. We leren kinderen dat iedereen erbij hoort en dat elke mening telt.
We helpen kinderen met elkaar omgaan
Verwerken en vervelen
Verkennen, verbinden en verrijken
Flow
Speelruimte
Zone van naaste ontwikkeling
stimuleren van ontwikkeling
We laten de kinderen zoveel mogelijk zelf bepalen wat ze willen ontdekken. En wat, hoe, waarmee en met wie ze spelen. Want je leert het makkelijkst als je lekker in je vel zit en iets doet waar je plezier in hebt. Als je jezelf een beetje uitdaagt. Spelenderwijs leren dus!
Baby’s kunnen we het beste volgen als we bij hen op de grond zitten. We observeren zo van dichtbij de bewegingen en gezichtsuitdrukking van elke baby. We luisteren ook goed naar hun geluidjes. Daardoor zien we hun behoefte en interesse, waar we vervolgens op kunnen inspelen. Dat doen we door contact te maken en iets nieuws toe te voegen- te verrijken- bijvoorbeeld door met een bal te rollen om de baby uit te dagen ernaar toe te kruipen. Of een speeltje net buiten de reikwijdte van de baby te leggen, om zo het omrollen te stimuleren.
Dreumesen zoeken steeds veilig en vertrouwd contact bij hun eerste voorzichtige ontdekkingstochten door de groepsruimte of de tuin. Ook op deze leeftijd blijven we goed in de buurt en maken contact. Binnen de grenzen van de ruimte bepalen zij zelf op welke afstand zij zich nog veilig voelen. Je ziet ze regelmatig kijken op welke afstand ze zijn en contact maken. Dit ‘vraagkijken’ doen dreumesen als ze zich even onzeker voelen of als zij ervaringen willen delen. ‘Zie je mij?’, ‘Mag dit?’ of ‘Zie jij wat ik zie?’ Vanuit dat veilige gevoel kan een dreumes allerlei materialen en plekken op de groep ontdekken en onderzoeken. We spelen ook mee en helpen kinderen als het nog niet lukt. Maar eerst laten we ze vooral zelf proberen.
Peuters en kleuters experimenteren graag. Zij zoeken steeds nieuwe ervaringen en leren door te doen. Op die momenten laten we de kinderen ongestoord spelen, terwijl wij observeren. Zo verzamelen we informatie over de ontwikkeling van de kinderen, over hun belangstelling of over de manier waarop ze samenspelen. Op deze leeftijd vinden kinderen het soms fijn om al wat langer uit het zicht te spelen. Maar ze hebben ook aandacht nodig voor hun spel en de uitdagingen die ze daarbij tegenkomen. We zijn daarom beschikbaar, maar soms wat meer op afstand. Kinderen die niet of moeilijk tot spel komen, stimuleren we door samen iets te kiezen. We spelen dan even met ze mee of koppelen het kind aan een ander kind met dezelfde interesse. Op andere momenten is onze rol actiever. Dan verrijken we het spel door mee te doen en door vragen te stellen. ‘Voor wie zijn jullie die taart aan het maken?’ Of iets nieuws toe te voegen: vragen waardoor kinderen aan het denken worden gezet of tot ontdekkingen komen. ’Oeps, we willen naar buiten, maar het regent. Wat hebben we nodig om buiten te spelen in de regen?’
Kinderen van 7 tot 9 jaar gaan meer rationeel en logisch nadenken. Ze willen meer kennis opdoen en hebben allerlei vragen. Ook kunnen ze zich al beter verplaatsen in de ander. Ze zijn meer gericht op leeftijdsgenootjes dan op volwassenen en vriendschappen worden steeds belangrijker. Op deze leeftijd willen kinderen er graag bij horen en oefenen ze met hun rol in de groep. Ze worden steeds zelfstandiger en daarmee verandert onze rol ook. Wij blijven wat vaker op afstand. En soms nemen we wat meer de leiding.
Kinderen van 10 tot 12 jaar gaan meer en meer op zoek naar hun eigen identiteit. Ze vragen zich af: wat wil ík en wie bén ik? De wereld om hen heen wordt steeds groter en de zoektocht naar een eigen plek in deze wereld hoort daarbij. We praten over van alles en gaan moeilijke onderwerpen niet uit de weg. Kinderen leren dan een eigen mening te vormen en begrip en respect te hebben voor de verschillen. In deze periode stellen wij ons op als coach, inspirator, mentor en adviseur. We werken met humor en af en toe een knipoog.
Om alles wat je hebt geleerd te kunnen verwerken, is het onmisbaar om je af en toe te ontspannen, te lummelen of je even te vervelen. Daardoor krijgen je hersenen rust. Door niet altijd meteen in te grijpen als kinderen zich vervelen, stimuleren we hun eigen creativiteit. Nieuwe ideeën ontstaan dan vanzelf!
We geven kinderen de ruimte om zelf te ontdekken. Door hun spel goed te blijven volgen, naar hun gezichtsuitdrukking te kijken en te luisteren naar hun stemgeluid, zien we of het nodig is om te helpen. We bewegen mee met de situatie: we doen mee óf juist een stapje terug om te kijken wat er gebeurt. Hoe ouder kinderen worden – op de bso bijvoorbeeld - hoe meer we op afstand blijven tijdens spel. Toch blijven we altijd in de buurt.
Als we ze genoeg tijd en ruimte geven, geven we kinderen de kans om soms hélemaal in hun spel op te gaan. Dat noemen we hoge spelbetrokkenheid of flow. In hun flow hebben kinderen zo veel aandacht voor waar zij mee bezig zijn, dat ze de wereld om zich heen vergeten. Ze doen wat ze al zelf kunnen en dagen zichzelf uit om nét iets verder te gaan dan dat. Deze mentale staat zien we bij kinderen heel graag, want hier komen plezier en ontwikkeling samen. In flow krijgen kinderen vaak nieuwe inzichten. Leren gaat dan razendsnel.
We zijn in de buurt en houden contact. Beschikbaar zijn noemen we dat. We observeren goed en volgen het spel van de kinderen. Zo zien we waar hun ontwikkelkansen liggen. Een steuntje in de rug of een aanmoediging om het nog eens te proberen op precíes het goede moment, kan het verschil maken. Wij verrijken hun spel dan door ze iets aan te bieden dat ze verder helpt. Bijvoorbeeld door een vraag te stellen of door het juiste spelmateriaal toe te voegen.
Ontwikkelkansen ontstaan vooral in het gebied tussen dat wat een kind al zelf kan en dat wat een kind nog net níet zelf kan. Dit gebied noemen we de zone van naaste ontwikkeling: hier moedigen wij kinderen aan om een stapje verder te zetten.
We volgen, verbinden en verrijken
Taalontwikkeling van 0-4 jaar
Een prachtige kans voor écht contact
Woorden aan je gevoel
praten en uitleggen
We communiceren de hele dag door met kinderen, hoe jong ze ook zijn. Door veel met ze te praten, uit te leggen en goed te luisteren, geven we ze de gelegenheid om hun wereld en gevoel te leren begrijpen.
Woordenschat
Zelfbesef
Om kinderen te helpen met hun zelfbesef, kiezen we ervoor om onszelf ‘ik’ te noemen in plaats van onze eigen naam in de derde persoon. We stimuleren de kinderen dat ook te doen, waardoor ze het verschil tussen ’ik’ en ‘jij’, ‘wij’ en ‘jullie’ leren kennen. Ze leren al vroeg kloppende zinnen te maken in de Nederlandse taal. En het helpt ze begrijpen hoe een groep in elkaar zit.
Één op één momenten zijn ook een prachtige kans om contact te maken en een band op te bouwen. We nemen daar dus de tijd voor. Bij het verschonen benoemen we bijvoorbeeld wat we doen, geven we woorden aan wat we zien en spelen we in op waar een baby op dat moment aandacht voor heeft. We gebruiken rustige bewegingen bij het oppakken, neerleggen en verzorgen. Volop kans op vertrouwen krijgen in elkaar. En goed voor de taalontwikkeling.
Tip: in ons magazine Babytijd staat een interessant artikel over echt contact tijdens verzorgingsmomenten.
Baby’s communiceren zonder woorden. Ze gebruiken geluiden, lichaamshouding of gezichtsuitdrukkingen om te laten weten wat ze ergens van vinden, dat ze moe zijn, een volle luier hebben of honger hebben. Wij kijken en luisteren goed naar ze en geven woorden aan wat we zien. Ondertussen blijven we checken of we de baby goed begrepen hebben en of onze reactie de juiste is.
Dreumesen uiten zich deels met en deels zonder woorden. Dat zie je soms terug in duwen, slaan of bijten. Het lukt ze soms nog niet helemaal om zich in woorden uit te drukken. Ze hebben ons nog nodig om hun gedrag te vertalen naar woorden. Wij doen wat we zeggen en zeggen wat we doen. Als we vertellen dat we naar buiten gaan, steken we ook onze hand uit om je kind mee te laten lopen. We wachten op de reactie van je kind en geven ruimte aan eigen inbreng.
Peuters gebruiken steeds meer taal om aan te geven wat ze willen en nodig hebben. Wij stimuleren dit door actief te luisteren. Door mét kinderen te praten, door te vragen en nieuwsgierig te zijn. We geven ze ruimte voor eigen inbreng en ideeën. En door veel te zingen en voor te lezen!
Tip: in ons magazine Babytijd staat een interessant artikel over taalontwikkeling bij jonge kinderen. We geven je drie tips over hoe je hier thuis ook mee aan de slag kunt.
Door te praten, veel voor te lezen en liedjes te zingen leren kinderen de klanken van onze taal kennen en straks ook te gebruiken én begrijpen. Dit is bij ons een vast onderdeel van de dag. Daardoor kunnen ze nu én later makkelijker contact maken en voor zichzelf opkomen. We hebben boeken met verhalen, maar ook met alleen plaatjes. We benoemen wat we zien, laten de kinderen iets aanwijzen of doen samen dierengeluiden na. Lees meer over taalontwikkeling bij de bouwsteen Podium & Expressie.
Ze leren woorden te koppelen aan gebeurtenissen. Dat maakt het makkelijker zich uit te drukken, duidelijk te maken wat ze zien, bedoelen, willen en voelen. Dit is belangrijk, want als je je gezien en gehoord voelt, voel je je veilig en vertrouwd. We benoemen wat er gebeurt, wat we zien én wat we doen. Op een rustige manier, zodat kinderen de tijd hebben om de informatie te verwerken. Het zorgt ervoor dat ze hun gevoel – als ze eenmaal kunnen praten – met woorden kunnen uiten. Zodra praten een beetje lukt, dagen we ze ook uit om met woorden te communiceren met ons én met leeftijdsgenootjes.
We gebruiken heldere taal
Speelruimte en spelregels
structureren en grenzen stellen
Elke dag hetzelfde liedje. Het klinkt een beetje saai misschien. Maar we weten dat herhaling heel goed werkt voor kinderen, net als rituelen. Dat biedt structuur. Hoewel elke dag natuurlijk anders is, houden we dus wel van een vast dagritme. Lees hierover meer bij programma en activiteiten.
We geven kinderen veel speelruimte. Daar horen natuurlijk ook spelregels bij. We geven ze de vrijheid om zelf initiatief te nemen, maar nemen ook de leiding als dat moet. We begrenzen gedrag waar nodig, maar straffen niet. Als kinderen elkaar pijn doen, buitensluiten of pesten, zijn we wel stellig. We volgen dan ons beleid ‘omgaan met pestgedrag’. We praten met elkaar over wat er gebeurd is, kijken naar wat er goed gaat en geven kinderen daar complimentjes over. Zijn ze de regels even vergeten? Dan herinneren we ze er op een vriendelijke en rustige manier aan.
Spelregels, structuur en grenzen geven kinderen houvast. Zo weten ze waar ze aan toe zijn. Dat maakt de dagen voorspelbaar en zorgt voor emotionele veiligheid. Daardoor krijgen ze meer zelfvertrouwen. Ook leren ze hierdoor hun gedrag te reguleren. Ze ontwikkelen hun normen en waarden en hun geweten. Op het vaste ritme blijven we natuurlijk variëren, want we ontdekken graag wat nieuws en kijken goed naar de behoeften van de groep en de individuele kinderen.
We bieden een duidelijk speelveld
sensitieve responsiviteit
Wij zijn een veilige haven voor kinderen. We zijn altijd in de buurt om je kind te troosten, richting te geven en te steunen. We praten positief en liefdevol. En we kijken vol belangstelling naar de kinderen. We geven ze emotionele ondersteuning. We noemen dat sensitieve responsiviteit. Dat is onze basishouding. We reageren als kinderen contact willen maken, met of zonder woorden. Soms is een glimlach, een knuffel of oogcontact al genoeg om weer verder te spelen. Of de simpele vraag hoe hun schooldag is geweest. Zo voelen alle kinderen zich gehoord en gezien.
We zorgen dat ieder kind zich gehoord en gezien voelt
Met onze interactievaardigheden werken we continu aan onze stevige pedagogische basis en geven we invulling aan de vier pedagogische basisdoelen. Interactie is een investering in de toekomst. Hierdoor kunnen kinderen vol vertrouwen en met veerkracht meedoen en leren zij bijdragen aan de wereld om hen heen. Nu en later.
Over onze interactie met kinderen
Samen verschillend
Bouwen aan zelfvertrouwen
Van kleins af aan
respect voor de autonomie
We geven kinderen de ruimte om zelf oplossingen te vinden, keuzes te maken, eigen ideeën in te brengen en dingen zelf te doen. We hebben respect voor de autonomie. We geloven in de kracht van ieder kind en geven ze een stem. Ook als ze nog niet zelf kunnen praten. Wij geven dan woorden aan dat wat we zien en controleren of we een kind goed begrepen hebben.
Bij ons mag iedereen zichzelf zijn. We praten mét elkaar en niet óver elkaar. We zijn nieuwsgierig naar elkaars achtergrond en hebben een open blik. Zo kunnen we ons makkelijker in elkaar verplaatsen. We helpen kinderen onze diverse wereld met respect te ontdekken. En we geven daarbij het goede voorbeeld. Zien we dat er vooroordelen zijn, pestgedrag of uitsluiting? Dan stellen we grenzen en volgen we ons beleid ‘omgaan met pestgedrag’. Zien kinderen verschillen tussen zichzelf en een ander kind? Dan is er altijd ruimte voor nieuwsgierige vragen. We beantwoorden die graag. We geven ruimte aan feesten vanuit verschillende culturen en op verjaardagen is de jarige het middelpunt. Zo laten we zien dat iedereen erbij hoort.
Als kinderen ouder zijn, laten we ze meedenken. Bijvoorbeeld over de activiteiten of over de vraag welk materiaal we gaan aanschaffen. Kinderen die mogen meebeslissen en hun eigen ideeën in kunnen brengen, krijgen meer zelfvertrouwen. Ze ervaren dat er ook met hen rekening wordt gehouden. Dat betekent niet dat ze altijd hun zin krijgen. Maar wel dat we luisteren en rekening houden met elkaar. We noemen dit kinderparticipatie. Op de bso bedenken we samen de spelregels van de groep. Hierdoor leren kinderen rekening te houden met anderen. Ook leren ze normen en waarden eigen te maken. Dat vormt hun innerlijke kompas, hun geweten.
Het begint al bij de baby’s. Zij krijgen de ruimte om te oefenen in hun eigen tempo. Dreumesen kunnen zelf speelgoed uit de kast pakken en peuters laten we zelf hun broodbeleg kiezen. Onderhandelen en omgaan met teleurstellingen hoort daar ook bij. Als dat nog niet zo goed lukt, helpen we de kinderen door op een positieve manier uit te leggen waarom iets wel of niet lukt of kan.
We geven alle kinderen een stem en de ruimte om zichzelf te zijn
Onze professionals zijn de beste als het gaat om het omgaan met kinderen. Met de zes interactievaardigheden zorgen ze ervoor dat ieder kind zich gezien en gehoord voelt.
Interactie
met kinderen